Onder vis en schaal- en schelpdieren wordt verstaan alle niet-plantaardige leven uit natuurlijke wateren, waaronder rivieren, meren, vijvers, zeeën en oceanen, alsmede door de mens gemaakte viskwekerijen. De meningen over de halal- of haram-status van vis en zeevruchten lopen uiteen. Le Coran dit :
De jacht en het eten van de vis uit de zee is voor u geoorloofd, een voorziening voor u en de zeelieden; maar de jacht op het land is u verboden zolang gij op bedevaart zijt. Vreest Allah, tot wie gij zult worden verzameld.
Hoofdstuk V, vers 96
En Hij is het Die de zee heeft gedwongen u te dienen, opdat gij er vers vlees van moogt eten en opdat gij er sieraden uit moogt nemen die gij draagt. En gij ziet de schepen ploegen, opdat gij Zijn overvloed moogt zoeken en opdat gij dankbaar moogt zijn.
Hoofdstuk XVI, vers 14
Et il n’y a pas deux mers semblables : l’une est fraîche, douce, bonne à boire, l’autre est amère, salée. En het is van hen dat je vers vlees eet en de versiering krijgt die je draagt. En gij ziet het schip hen met zijn boeg doorklieven, opdat gij Gods overvloed moogt zoeken en Hem danken.
Hoofdstuk XXXV, vers 12
Deze verzen geven aan dat het geoorloofd is om te vissen voor voedsel. In feite onderwierp God de zeeën aan de mensen, zodat zij van hun overvloed konden genieten en profiteren van wat hun werd geboden. Daarnaast wordt in een aantal ahadith (overleveringen van Mohammed) ook het onderwerp zeevruchten behandeld.
Een overlevering van de Profeet Mohammed, S.A.W., vertelt dat een groep van zijn metgezellen, zonder voedsel tijdens een reis, een enorm zeewezen, vaak een enorme vis (of walvis) genoemd, op de kust aantrof. Zij vroegen zich af of het geoorloofd was het te eten omdat hij al dood was, maar besloten uiteindelijk dat hun behoefte aan voedsel hen vrijstelde van enige zonde. Na thuiskomst en het informeren van Mohammed werd hun verteld dat dit een zegen van God was. Drie punten van rechtspraak zijn hier vastgesteld:
Het is op de een of andere manier toegestaan om een enorme vis (of walvis) te eten, ook al wordt die niet als een echte vis beschouwd omdat het een zoogdier is. Ook dieren die volledig in water leven (en niet in water en op het land) zijn toegestaan als voedsel.
Er bestaat geen verplichting om zeedieren op dezelfde manier te slachten als landdieren, ook al zijn het zoogdieren. Ze moeten op humane wijze worden gedood, gewoonlijk door ze uit het water te laten om een natuurlijke dood te sterven, op voorwaarde dat ze niet tot de categorie Al – Samk Al – Taafi worden gerekend.
In tegenstelling tot landdieren kunnen dode zeedieren worden gegeten. Ze mogen echter geen tekenen van bederf of verval vertonen.
Islamitische geleerden hebben de vraag bestudeerd welke zeevruchten voor moslims toegestaan en welke verboden zijn. Sommige geleerden geloven dat alleen levende vangst halal is. Zij geloven dat als het voorwerp dood wordt aangetroffen, het valt onder de beperking van het verbod op het eten van dode landdieren. De meeste geleerden menen dat zeevruchten van deze beperking zijn vrijgesteld, en gebruiken de traditie van de dode walvis om hun mening te rechtvaardigen.
Wat betreft de soorten zeedieren die zijn toegestaan, zijn alle geleerden het erover eens dat vissen met schubben halal zijn. Sommige mensen geloven dat alleen vissen met schubben halal zijn en andere dieren niet. Deze groep vindt dat kreeft, garnalen, octopus, paling, enz. niet zijn toegestaan. Sommige mensen denken dat alles wat alleen in water kan leven halal is, terwijl wezens die in en uit water kunnen leven haram zijn. Deze omvatten schildpadden, kikkers en alligators.
Uit deze discussie blijkt dat vis en zeevruchten in vier categorieën kunnen worden onderverdeeld, waarbij sommige categorieën universeel als halal worden aanvaard, terwijl andere door sommige geleerden wel en door andere niet worden aanvaard.
Eerste categorie – omvat vis met schubben en vinnen zoals kabeljauw, bot, schelvis, heilbot, haring, makreel, baars, koolvis, zalm, zeebaars, wijting, buffel, karper, forel, tonijn, Atlantische slijmkop en snapper. Deze categorie is aanvaardbaar voor alle moslimconsumenten.
Categorie 2 – omvat vissen of visachtige dieren die vinnen kunnen hebben maar geen afneembare schubben. Sommige van hen kunnen zuurstof uit de lucht ademen in plaats van uit het water, maar leven voortdurend in het water. Voorbeelden hiervan zijn meerval, haai, zwaardvis, paling, kwabaal, beschuit en blaasvis. Deze categorie is aanvaardbaar voor de meeste moslimconsumenten, maar niet alle godsdiensten aanvaarden ze als halal. Zij kunnen hen zien als Makrooh (haters).
De derde categorie omvat verschillende niet-verwante soorten, al dan niet mobiel, van verschillende vorm en grootte, die niet kunnen overleven zonder in het water te zijn. Dit zijn meestal schelpdieren, waaronder kokkels, mosselen, kreeften, garnalen, oesters, octopus, sint-jakobsschelpen en inktvis. Tot deze groep behoren ook zeezoogdieren die volledig in zee leven, zoals walvissen en dolfijnen. De meeste moslimconsumenten eten ze, maar anderen beschouwen ze als Haram of Makrooh. Garnalen schijnen in een speciale categorie te vallen: sommige mensen eten alleen deze, maar niet de rest van de categorie, en beschouwen ze in de categorie Insecten.
De vierde categorie – omvat een groot aantal dieren die in het algemeen onder de definitie van zeevruchten vallen. Ze leven het grootste deel van hun levenscyclus in en rond het water, maar kunnen buiten het water leven omdat ze lucht kunnen inademen. Ze worden over het algemeen niet als halal beschouwd, hoewel sommige islamitische geleerden geloven dat ze uit de zeeën komen omdat ze in en rond het water leven. Deze omvatten krabben, slakken, schildpadden, alligators en kikkers.
Het is niet nodig vissen of waterdieren te doden op de door de godsdienst voorgeschreven wijze, zoals dat voor landdieren gebeurt. Het is niet nodig vissen of waterdieren te doden op de door de godsdienst voorgeschreven wijze, zoals dat voor landdieren gebeurt. Ze mogen bijvoorbeeld niet worden gevild of geschubd terwijl ze nog leven, zoals in sommige oosterse landen gebruikelijk is.